Heilige oorlog
De handel tussen Azië en Europa werd in de vijftiende eeuw beheerst door de rijke en machtige republiek Venetië. Dat veranderde door de opkomst van het Ottomaanse rijk. Oosterse handelswaren, waaronder ook Molukse specerijen zoals kruidnagel, nootmuskaat en foelie, werden in Europa bijna onbetaalbaar. Het was voor de vorsten van Portugal en Spanje aanleiding om schepen uit te rusten en opdracht te geven om zelf routes naar Azië te ontdekken. In Europa staat de zestiende eeuw bekend als de eeuw van de ‘ontdekkingsreizen’.
De Italiaan Christoffel Columbus overtuigde de Spaanse koning ervan dat hij Indië kon bereiken door naar het westen te varen en bereikte in 1492 het Caribisch gebied. Hij dacht dat hij Indië had bereikt, en noemde de inwoners ‘Indios’.
Omdat de koningen van Portugal en Spanje beiden deze nieuwe wereld opeisten, kwam Paus Alexander VI in 1493 tussenbeide. Hij trok halverwege de Kaapverdische eilanden en Amerika een grens tussen ‘Portugees gebied’ en ‘Spaans gebied’. De Spanjaarden richtten zich op de onderwerping en verovering van Indiaanse rijken in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika. De Portugezen richtten zich op beheersing van de handelsroutes naar Azië. Zij veroverden Goa op de westkust van India (1510) en het knooppunt van de belangrijkste vaarroutes, Malaka (1511). In 1512 bereikten zij Banda en vervolgens Ambon en Ternate.
Omdat de steden en staten aan de Aziatische handelsroutes zich tot de islam hadden bekeerd, werden christenen en moslims elkaars rivalen en tegenstanders. Azië werd het toneel van een heilige oorlog.