MUMA_FF10548
De radja van Honitetu met echtgenote, ca. 1915 (bron: MuMa)

Orang dagang

De Alfoeren worden vaak als de ‘oorspronkelijke bewoners’ van de Molukken beschouwd. Zij bewoonden de Molukse eilanden voordat orang dagang of ‘vreemde handelaren’ zich in Oost-Indonesië kwamen vestigen. 
Uit onderzoek blijkt, dat er al in de dertiende eeuw nederzettingen van orang dagang op Banda waren gevestigd en dat zij in deze periode ook de eilanden van Maluku (in de Noord-Molukken) al bezochten.
De orang dagang voeren vooral naar Banda of Maluku. Deze archipels hebben met elkaar gemeen dat het vulkanische eilanden zijn en dat er specerijen groeien die oorspronkelijk nergens anders ter wereld voorkwamen: kruidnagels in Maluku, nootmuskaat en foelie op Banda.

Gunung Api op Banda (bron: Rick van den Broecke)
nootmuskaat, Amboinsch Kruidboek, G.E. Rumphius
Nootmuskaat en foelie (bron: Amboinsch Kruidboek door G.E. Rumphius)

Hete en droge specerijen

Kruidnagels, nootmuskaat en foelie waren van China tot in het Midden-Oosten zeer gewild. Men was bereid om hoge prijzen voor deze exotische producten te betalen.
De belangrijkste reden was dat men specerijen zoals kruidnagels en nootmuskaat beschouwde als een soort wondermiddelen voor de gezondheid. Artsen waren ervan overtuigd dat het temperament en de gezondheid van mensen wordt bepaald door het evenwicht tussen verschillende lichaamssappen. Ziekte was volgens hen een teken dat het evenwicht verstoord is. Je kunt het evenwicht dan herstellen door iets te doen aan de verhouding tussen de lichaamssappen. Artsen geloofden bijvoorbeeld dat zij, als een patiënt te verhit was, konden zorgen voor vermindering van de koorts door aderlaten, het aftappen van bloed. Zo dachten zij ook ziekten die voortkomen uit een teveel aan koude of vocht, te kunnen bestrijden met specerijen die een verhittende en droogmakende werking hebben.
Kruidnagels en nootmuskaat stonden bekend als bijzonder hete en droge specerijen. Men gebruikte ze daarom om zeer uiteenlopende kwalen en gebreken ten gevolge van koude en vocht te bestrijden. Om zulke kwalen te voorkomen verwerkte men de Molukse specerijen ook in opwekkende dranken en versterkende gerechten.

Gezicht op Malaka (bron: Vingboom-Atlas)

Islamisering

Tijdens de vijftiende eeuw werd de stad Malaka, gelegen aan de zeestraat tussen Sumatra en het Maleisisch schiereiland, het machtigste handelscentrum van Zuidoost-Azië. Er kwamen niet alleen handelaren uit de landen en eilanden van Zuidoost-Azië, maar ook uit de Filippijnen, China, India en de Arabische wereld.
De handel in Malaka stimuleerde ook de ontwikkeling van havensteden op Java. Steden zoals Banten, Demak, Tuban en Gresik verwelkomden handelaren uit Malaka en stuurden ook zelf handelsvloten uit. De handelscontacten hadden allerlei culturele vernieuwingen tot gevolg. Er kwamen talrijke maulana’s of moslim-geleerden naar Java die in de belangrijkste havensteden invloedrijke centra van onderwijs en studie oprichtten.
De opbloei van de handel had intensievere contacten tussen de havensteden op Oost-Java en de Molukken tot gevolg. Daardoor groeide ook op de afgelegen eilanden van de Molukken de behoefte om aansluiting te vinden bij de handelsnetwerken van het Land van de Islam.

Gam-ma-lamo, de oude hoofdstad van Ternate, ca. 1600 (bron: Roelofsz 1646)

Oude bewoners en nieuwkomers

De orang dagang verschilden, zowel uiterlijk als in hun wijze van leven en denken, sterk van de oorspronkelijke Alfoerse bevolking. Deze verschillen konden op den duur leiden tot spanningen en conflicten tussen de bevolkingsgroepen.
Op Banda bijvoorbeeld was de verhouding tussen de oorspronkelijke bewoners en de moslims die zich in de vijftiende en zestiende eeuw op Banda vestigden, erg gespannen. De oude bewoners woonden in ontoegankelijke, goed verschanste nederzettingen in het binnenland, terwijl de nieuwkomers zich vestigden in open nederzettingen, op plaatsen aan de kust waar schepen het hele jaar door veilig konden ankeren. Terwijl de bevolkingsgroep van de nieuwkomers steeds sterker werd, bleven beide partijen naast en tegenover elkaar staan.
In Maluku verliep de integratie beter, omdat de vorsten van Ternate, Tidore, Djailolo en Batjan aan het eind van de vijftiende eeuw besloten om over te gaan tot de islam en zichzelf voortaan als sultan te betitelen. De nieuwkomers erkenden het gezag van de sultans, terwijl de oude bewoners zich openstelden voor ingrijpende culturele veranderingen. Maluku werd opgenomen in het Land van de Islam.

Eén van de vier bergen: de vulkaan Gamalama op Ternate (foto: JSS)

Maluku Kié Raha

Maluku is de naam van een rij kleine vulkaaneilanden voor de westkust van Halmahera: Ternate, Tidore, Moti en Makian. Volgens de overlevering zijn op deze vier eilanden ooit vier vorstendommen gesticht: Ternate, Tidore, Djailolo en Batjan.
Eerst was het rijk van Batjan het belangrijkst, omdat de vaarroutes tussen oost en west, noord en zuid elkaar hier kruisten. Toen kruidnagel steeds meer gewild werd, werden Ternate en Tidore de belangrijkste handelscentra.
De vorsten van Ternate en Tidore wedijverden met elkaar om macht en invloed. Daarbij kreeg Tidore meestal steun van Djailolo en Ternate van Batjan. Doordat de vorstelijke families van Maluku over en weer huwelijken met elkaar sloten, liepen de ruzies/conflicten niet vaak uit de hand. 
Ondanks de onderlinge rivaliteit en strijd waren de vorsten van Ternate, Tidore, Djailolo en Batjan zich bewust van de geschiedenis die zij samen deelden. Zij noemden hun wereld Maluku Kié Raha, de Wereld van de Vier Bergen. Vreemdelingen noemden de kruidnageleilanden kortweg Maluku.

kruidnagelen, Amboinsch Kruidboek van G.E. Rumphius
Kruidnagelen (bron: Amboinsch Kruidboek door G.E. Rumphius)
MUMA_D1012
Jong kruidnagelboompje, tegen de zon beschermd door een afdakje (bron: MuMa)

Uitbreiding van de specerijhandel

Tussen Maluku in het noorden en Banda in het zuiden lagen de eilanden van de Midden-Molukken: Buru, Seram en de kleine archipel Ambon Lease.
Tot ver in de vijftiende eeuw werden deze eilanden voornamelijk bevolkt door kleine, tamelijk geïsoleerde groepjes Alfoeren. ‘Zij onderhielden geen betrekkingen met vreemdelingen’, schreef de Ambon-kenner Rumphius omstreeks 1675, ‘omdat ze geen koopwaren hadden en vanwege hun gebrek aan beschaving niet door de kooplieden werden bezocht.’
Deze situatie veranderde door de intensivering van de specerijenhandel in de tweede helft van de vijftiende eeuw. Steeds meer vreemde handelaren voeren van Oost-Java naar Maluku en Banda, en kozen hun pleisterplaatsen op de Midden-Molukken. 
De vreemdelingen stichtten op de westkust van het schiereiland Hoamoal een aantal nieuwe nederzettingen, zoals Erang, Lesidi en Kambelo. Aan het eind van de vijftiende eeuw begonnen ze zelf kruidnagelbomen aan te planten. Volgens de overlevering smokkelden de inwoners van Kambelo als eersten de zaden in met aarde gevulde bamboekokers vanuit Maluku naar Hoamoal. De boompjes bleken er verwonderlijk goed te groeien. Aan het begin van de zestiende eeuw begon het schiereiland een belangrijk productiegebied van de kruidnagels te worden en daardoor trok het steeds meer vreemdelingen aan. Hoamoal werd een geduchte concurrent voor de kruidnagelhandelaren van Maluku, omdat het vanuit Oost-Java veel gemakkelijker en sneller te bereiken was.
Het duurde niet lang of er werden op het nabijgelegen noordelijk schiereiland van Ambon ook kruidnagelbomen aangeplant. Ook hier waren het vooral nieuwkomers die de touwtjes in handen namen en de handel organiseerden: zij kenden de taal en de gang van zaken in de specerijhandel. Het belangrijkste centrum van handel en cultuur op Ambon werd de negorij Hitu, op de noordkust van het eiland Ambon.

Moskeetrom, Hila (foto: JSS)

Portugezen

De aansluiting van Maluku, Banda, Hoamoal en Hitu bij het Land van de Islam verkeerde nog in een pril stadium, toen in 1512 de eerste Portugezen in de Molukken verschenen. Zij werden op Banda, Hitu en Ternate als veelbelovende bondgenoten en handelspartners ontvangen.

Ga naar tijdvak Heilige Oorlog

Ga naar het verhaal van Kolano Gurabesi