MOLUKKERS HIER
Tijdelijk naar Nederland Terwijl Molukkers op Ambon het district Zuid-Molukken tot een onafhankelijke republiek uitriepen, waren er op Java nog ca. vierduizend ‘Ambonese’ militairen in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. Zij hadden de keuze tussen demobilisatie op een plaats naar keuze of inlijving in het leger van de Republik Indonesia Serikat. De militairen kozen voor demobilisatie op de Molukken, of desnoods Nieuw-Guinea. Maar dat was onmogelijk omdat zij daar partij in een onafhankelijkheidsoorlog zouden worden. Een delegatie van de militairen dwong vervolgens bij de Nederlandse rechter een verbod af op onvrijwillige demobilisatie op Java. Er moest een noodoplossing komen: de militairen werden tijdelijk opgenomen in de Koninklijke Landmacht en, met hun gezinnen, overgebracht naar Nederland. Bij hun aankomst kregen zij mededeling van hun ontslag uit militaire dienst. Pogingen om dit ontslag aan te vechten waren uiteindelijk vergeefs. |
Woonoorden en woonwijken In de loop van 1951 werden ruim 12.500 Molukkers verspreid in het land gehuisvest in veelal geïsoleerd liggende ‘woonoorden voor Ambonezen’. Aan de ‘volledige verzorging’ van de Molukse gezinnen maakte de Nederlandse overheid in de loop van de jaren vijftig een eind. Vanaf het begin van de jaren zestig begon zij met de bouw van ‘open woonwijken’ voor Molukkers. De overgang van ‘hout’ naar ‘steen’ wekte aan Molukse zijde vaak heftige weerstanden: men voelde wel aan dat een spoedige terugkeer naar de Molukken voor onbepaalde termijn werd uitgesteld. |
Acties van jongeren Ondanks onderling gekrakeel voelde de Molukse gemeenschap als geheel zich een volk in de woestijn, op weg naar het beloofde land, een vrije Zuid-Molukken. Toen de strijd voor de Republik Maluku Selatan op Seram in 1963 afliep, besloten ‘Zuid-Molukkers’ in Nederland tot politieke samenwerking in een Badan Persatuan of Eenheidsbeweging. Na de executie van Chris Soumokil wilden zij de strijd voor zelfbeschikking vanuit Nederland voortzetten en vormden in 1966 een Pemerintah Darurat of Noodregering, met J.A. Manusama als president. Deze regering slaagde er niet in om de onafhankelijkheid op de politieke agenda van Nederland, Indonesië of de Verenigde Naties te krijgen. In de jaren zeventig radicaliseerden groepen Molukse jongeren en probeerden de impasse te doorbreken door gewelddadige acties (1966, 1970) en gijzelingen (1975, 1976, 1978). |
Integratie Deze acties hadden een diepe crisis in de verstandhouding tussen Molukkers en Nederlanders tot gevolg. Na de gewelddadige afloop van de kaping in 1977 ontstond binnen de Molukse gemeenschap zelf meer ruimte voor discussie en verschillen van inzicht. Om de maatschappelijke integratie van Molukkers een extra stimulans te geven, werden bijzondere maatregelen genomen op het gebied van huisvesting, werkgelegenheid, onderwijs en educatie, sociaal-cultureel werk, verslavingszorg. In 1988 ging de Nederlandse regering over tot publieke erkenning van de eerste generatie Molukkers door toekenning van een uitkering en een herdenkingspenning. |
Herstel van contact Molukkers in Nederland waren lange tijd nagenoeg geheel verstoken van contacten met het moederland. In de jaren tachtig nam het aantal bezoekreizen sterk toe. Het werd duidelijk dat Molukkers ‘hier’ en ‘daar’ uiteen waren gegroeid. De meeste Molukkers in Nederland lieten het terugkeerideaal los, maar de betrokkenheid bleef. Men zet zich op allerlei manieren in om de familie en de dorpen van herkomst te ondersteunen. |
MOLUKKERS DAAR
Geleide democratie en Orde Baru De na-oorlogse periode op de Molukken werd beheerst door de presidenten Soekarno (1946-1967) en Soeharto (1967-1998). Onder hun bewind was iedere gedachte aan opsplitsing of afscheiding van gebieden als Atjeh, Papua, Oost-Timor en de Molukken onbespreekbaar. Aan het eind van de jaren vijftig kwamen politici op Sumatra en in Oost-Indonesië in verzet tegen de regering in Djakarta: zij vonden dat zij te weinig terugkregen voor hun bijdrage aan de opbouw van het land. Het was voor Soekarno aanleiding om een autoritaire ‘geleide democratie’ door te voeren. Daarbij koos hij, met steun van de Sovjet Unie en de Volksrepubliek China, steeds meer voor confrontatie met het Westen. Het had economisch en sociaal rampzalige gevolgen, ook voor de Molukken. Een mislukte staatsgreep in 1965 leidde tot een wisseling van regiem. President Soeharto voerde de Orde Baru (Nieuwe Orde) in. Het was een autoritair bewind, dat politieke vrijheden inperkte. In de top van de samenleving ontstond een cultuur van ongecontroleerd machtsmisbruik. Onder Soeharto werd Indonesië ontsloten voor buitenlandse investeerders. Voor de Molukken hield dit in dat internationale consortia investeerden in grootschalige commerciële visserij en houtkap. Ter compensatie van het verlies van natuurlijke rijkdommen werden er in de jaren negentig vijfjarenplannen opgesteld om de Molukken met extra overheidsgeld tot ontwikkeling te brengen. Ook kwamen er fondsen beschikbaar om de armoede te bestrijden en de lokale economie te stimuleren. |
Reformasi en Kerusuhan Nadat Soeharto in 1998 was afgetreden en een onrustige periode van reformasi (staatkundige hervormingen) was begonnen, kwamen de maatschappelijke spanningen op de Molukken op 19 januari 1999 tot een uitbarsting. De eerste slachtoffers waren de moslim immigranten, veelal afkomstig uit Sulawesi, die na gewelddadigheden in 1999 massaal op de vlucht sloegen. Daarna ontwikkelden de ongeregeldheden zich tot de kerusuhan, een burgeroorlog tussen Molukse christenen en moslims, en sloegen zij van Ambon over naar de omringende eilanden en naar de Noord-Molukken. In 2000 laaide de strijd verder op door de inmenging van Javaanse laskar djihad, ‘strijders in de heilige oorlog’. Leger en politie waren medeplichtig aan het voortduren en oplopen van de geweldsspiraal: zij bleken lange tijd niet bereid of in staat om zich boven de partijen te stellen en herstel van de openbare orde af te dwingen. Duizenden kwamen om het leven en honderdduizenden werden van huis en haard verdreven. In 2002 sloten de bevolkingsgroepen te Malino (Sulawesi) een accoord. Sindsdien wordt er gewerkt aan verzoening en herstel van de broze maatschappelijke verhoudingen. |
GESCHIEDENIS IN BEELD
Slachtoffers en helden Na 1950 raakten Molukkers in Nederland teleurgesteld en verbitterd door de houding van de regering tegenover hun politieke idealen. Vooral de tweede generatie koestert een beeld van de geschiedenis waarin de Molukkers, moslims én christenen, het slachtoffer zijn van ‘eeuwenlange’ verdeel-en-heers-politiek, onderdrukking en roof van natuurlijke rijkdommen. Zij identificeren zich met nieuwe helden die zich tegen de koloniale onderdrukkers hebben verzet, zoals Kapitan Pattimura of Alexander Jacob Patty. De recente geschiedenis zien zij als een nieuwe periode van onderdrukking door een Indonesische elite. De derde generatie Molukkers heeft intussen veel deze denkbeelden overgenomen. Op de Molukken werd een nieuwe kijk op de geschiedenis geregisseerd door de overheid. Ook hier wordt benadrukt hoe de bevolking het slachtoffer van koloniale machthebbers is geworden, terwijl de Molukkers die daartegen verzet hebben geboden, worden uitgeroepen tot pahlawan nasional, nationale helden. De recente geschiedenis ziet men als een periode van pembangunan, opbouw, waarvoor de inzet van alle burgers wordt gevraagd. |
Vensters op de geschiedenis De recente kerusuhan confronteerde Molukkers ‘hier’ en ‘daar’ opnieuw met hun geschiedenis. Velen waren ervan overtuigd dat moslims en christenen op de Molukken altijd verdraagzaam en vreedzaam, zo niet met elkaar, dan toch naast elkaar, hebben geleefd. De omvang en de hevigheid van het geweld tussen christenen en moslims riep vragen op naar actuele aanleidingen en oorzaken, maar ook naar de historische wortels van de conflicten. Het beeld van koloniale onderdrukking en heldhaftig verzet draagt onvoldoende bij aan begrip van deze recente geschiedenis. Om beter zicht op het heden te krijgen en perspectieven voor de toekomst te openen, is het nodig om oude vensters op de Molukse geschiedenis schoon te maken en nieuwe vensters te openen. |